dinsdag 27 december 2016

CEES NOOTEBOOM - Monniksoog


Een eiland. De zienswijze van een monnik. Beide elementen van de titel van Cees Nooteboom komen met hun afgeleide thematiek in deze op Schiermonnikoog aangevangen bundel aan bod. ‘Oog’ zelf betekent ook nog eens eiland. Qua vorm hult elk gedicht zich in drie kwatrijnen met een staart van soms een halve regel, soms slechts twee woorden. Tussen beide delen gaapt de belangrijkste wending. De eindes lijken in zeggingskracht op oude Japanse poëzie:


Ooit gooide iemand
een steen in het water, die steeds verdere kringen,

nog altijd, zijn wij.


De teksten komen aanvankelijk bedrieglijk eenvoudig over maar Nooteboom zou Nooteboom niet zijn als hij niet overal konijnengangen in het literaire zand aanwees. Elk vers biedt filosofische diepte, aangegeven door zielsverwanten als Phaidros, een oude dichter, een scheepsarts (Slauerhoff), en begripsdragers als god, koor, wind, kraai, etc. Ook plaatsnamen spelen inclusief verwijzingen weer een rol, bijvoorbeeld Archangel (aartsengel), de Balg en Orion (jager). Door gerijpt inzicht en handige uitwerking is dit lyriek van de bovenste plank!



Geschreven in opdracht van NBD/Biblion, oktober 2016


www.alberthagenaars.nl




zaterdag 29 oktober 2016

MARTIJN BENDERS - Lippenspook


De productieve Martijn Benders (1971, Helmond) debuteerde dit najaar als romancier maar komt gelijktijdig met een zesde poëziebundel. Zijn gedichten kennen eigenheden die hij steeds verder weet aan te scherpen. Dat zijn dan vooral technisch raffinement en humor, uiteenlopend van boertig en melig tot sarcastisch en ingenieus. Het boekje biedt ook typografische trouvailles, o.a. met de hand bewerkte letters en neerdwarrelende vraagtekens. Taalplezier staat duidelijk het hoogst in het vaandel. Ongeveer een derde van de teksten komt, herschreven, opnieuw aan bod. Inhoudelijk springen verwijzingen naar literatuur, politiek en maatschappij in het oog. De onderwerpen vibreren en verschuiven dermate dat je er regelmatig verschillende interpretaties op los kunt laten:

Het hart heeft twee kamers
die naar elkaar kloppen.

Het sterkst is een hart van papier.
Een glazenwasser met een emmer bloed.


Dit is meteen een compleet gedicht. Een nadeel van dit soort werk is dat het redelijk snel vervluchtigt. De beste bijdragen zouden echter juist als tijdsdocument wel eens klassiek kunnen worden.


Geschreven in opdracht van NBD/Biblion, oktober 2016


www.alberthagenaars.nl




donderdag 8 september 2016

JHERONIMUS BOSCH IN POETISCHE ECHO'S





30 DICHTERS OVER BOSCH

Door Albert Hagenaars

Het kon niet uitblijven; in de vloed aan publicaties over het fenomeen Jheronimus Bosch, de schilder van bizarre voorstellingen die precies 500 jaar geleden de geest gaf, moesten natuurlijk ook gedichtenbundels opduiken. De eerste uitgave vol lyrische benaderingen die me onder ogen kwam is 'Vroom, frivool, vilein', een toepasselijke titel die meteen drie karakteristieken van de late Middeleeuwen aangeeft en daarmee enkele aandachtsgebieden van de schilder.

De anthologie werd samengesteld door Pien Storm van Leeuwen, die eerder een groot aantal 'poëtische poosplaatsen' in het landschap realiseerde, verzamelbundels publiceerde over o.a. de Dommel en de Mark en die, zoals aangename geruchten luiden, alweer bezig is aan een boek over de Brabantse Wal.

Voor de bloemlezing over Bosch vroeg zij de medewerking van een dertigtal dichters, van wie de meesten, net als het hoofdpersonage, een band met (Noord-)Brabant hebben, o.a. Bert Bevers, Catharina Boer, Olaf Douwes Dekker, Kees Hermis, Kees van Meel, Marijke van Hooff, Jasper Mikkers en Victor Vroomkoning. Er werden terecht ook Vlaamse dichters uitgenodigd zoals Lut De Block, Christina Guirlande, Joris Iven en Geert De Kockere.

Elke deelnemer kreeg een afbeelding van Bosch toegestuurd met het verzoek daar een passende tekst bij te vlechten. Zo liet Rob van Uden een verwijzing naar het evangelie van Johannes vol associaties op een fragment van het schilderij 'De Doornenkroning' los en Maarten van den Elzen een vers met de memorabele titel 'Roggekoorts zwerft onder een geblakerde hemel' op een detail uit 'De Temptatie van de Heilige Antonius'. Wim van Til kroop in de huid van een schoonmoeder voor het beschrijven van 'Johannes op Patmos', een rol die hem opvallend goed afging, en Willem van de Vrande waadde niet minder overtuigend door het moeras van religieuze reuring, met beelden over "willige nonnen" en een tweevoudig bedoeld kruis.

Uiteraard loopt de kwaliteit uiteen maar het gemiddelde niveau mag er wezen. Vrijwel elke bijdrage zorgt wel voor leesplezier, al is het soms met maar één gelukkige taalvondst, één treffend beeld, één snoer van klankovereenkomst of, bij Vroomkoning, één inspirerende en strak vastgehouden grondgedachte, in dit geval ontleend aan Aristophanes.

Tot de meest verrassende producten behoren 'Van alle tijden' van Marije Kos en 'Jeroen Bosch schildert weer' van Jace van de Ven en dat is opmerkelijk want zij laten zich doorgaans voorstaan op andere talenten; Kos is op de eerste plaats beeldend kunstenaar en Van de Ven journalist. Beiden vallen op door geraffineerd gebruik van een volkse zegging vol humor en bravoure. Frans August Brocatus laat zich gelden met 'Hoeveel schepen zullen wij nog laden', een gaaf vers dat zowel ontroert als opgeilt. "Mijn voeten tillen uw onderrokken, / mijn handen fladderen op uw voeten en de uwe voel ik, / ze spartelen als kwieke vissen. Mijn lepel duwt en staat." Hij werd hiertoe aangezet door een stout fragment uit 'Het Narrenschip'. Het beste gedicht, maar alleen vandaag want elke keer dat ik in het boek lees verschuift mijn voorkeur, is van Frans Kuipers. Hij ging net als Bevers en Van den Elzen uit van het onheilszwangere middenpaneel van 'De Temptatie van de Heilige Antonius' en wist de apocalyptische sfeer knap te verbinden met existentiële vragen van de moderne mens. Hij begint als volgt:



Lucht en water, aarde en vuur: deze vier,
maar de vreemdste is vuur.


En ik keek en ik keek
(en de geverfde dood keek naar mij)
en werd wakker in andermans droom.



Zijn slotregels luiden:


En iemand zei: "Er was eens een ik, lang geleden,
ver van hier, geen ontsnappen aan het sprookje."




Rest mij nog te vermelden dat de initiatiefneemster niet alleen eigen poëzie opnam maar het boek een stevige meerwaarde gaf door haar inleiding met biografische noten en een tijdsbepaling alsmede een sleutel voor tal van 15-eeuwse symbolen als: billen, blaasbalg, doedelzak, keisnijding, ketel, korf, luit, trechter en pollepel, om over beesten als aap, bok, geit, duif, eend, ekster, haan, kat, uil en pad maar te zwijgen.

'Vroom, frivool, vilein' is een boeiend boek. Het is, ook los van het Bosch-jaar, een heuse aanrader! Maar hoe kan dat ook anders met een nadruk, zie titel, op (bij)geloof, lol en de immer intrigerende slechte en zwakke eigenschappen van de menselijke soort, plus dan nog eens dertig dichters om de lezer waar nodig bij de les te houden.



'Vroom, Frivool, Vilein'; initiatief en samenstelling Pien Storm van Leeuwen; Uitgave Stichting Trajart in samenwerking met Uitgeverij Ceedata; 96 blz.; €7,50; ISBN: 978 90 71947 51 3.
Bestellen kan via de boekhandel of via storm@ceedata.nl à 10,50 € inclusief verzendkosten.



Zie voor ruim 1000 andere recensies: www.alberthagenaars.nl



zaterdag 16 juli 2016

ALI ŞERIK - Hartslagen van de mus


Als je deze titel van Ali Şerik (º1962) thematisch vertaalt kom je uit op enerzijds levensdrang en anderzijds aandacht voor alles wat onopvallend aanwezig is. Şerik, die tot z’n zevende in Turkije woonde en inmiddels ook direct in het Nederlands schrijft, verheft die drift dan nog tot bestaansrespect. Hij gebruikt daarvoor een prozaïsch dooraderde zegging. De poëzie schuilt bij hem niet in klankovereenkomst of een weelde aan beeldspraak. Zijn gedichten / verhaaltjes moeten het hebben van een procédé dat observaties tot hun essentie zuivert en daarna met verwondering verweeft tot lichtelijk van de dagelijkse realiteit afwijkende boodschappen. Die zijn een tikkeltje moralistisch, op een prettige manier. Vaak zit de clou aan het eind. Şeriks onderwerpen zijn net zo allesomvattend als de wereld om ons heen, met inbegrip van al dan niet herinnerde verwijzingen naar zijn geboorteland. Ze bestrijken ook het hele gevoelsgamma. De teksten zijn over het algemeen lang, soms te lang. Ze hadden met een strakkere regie spannender kunnen zijn maar zouden dan misschien wel aan sfeer verloren hebben.


Geschreven in opdracht van NBD/Biblion, november 2015


www.alberthagenaars.nl




vrijdag 17 juni 2016

PABLO NERUDA - Je voeten raak ik in de schaduw


De Nobelprijs voor Literatuur van 1971 ging naar de Chileen Pablo Neruda (1904 - 1973). Juist vanwege zijn enorm gegroeide bekendheid werd aangenomen dat zijn oeuvre van alle kanten was besnuffeld en bestudeerd. Onderzoek in de archieven en vergelijking met gepubliceerd werk al dan niet in verschillende stadia leverde toch nog 21 totaal onbekende gedichten op, daterend uit pakweg de periode 1950-1973. Die zijn, in een weliswaar overtuigende Nederlandse vertaling van Catharina Blaauwendraad maar helaas zonder het Spaanse origineel ernaast, in dit boekje opgenomen. Ze kennen een verdeling in Liefdesgedichten (6 stuks) en Andere Gedichten (15 teksten). Ze worden geïntroduceerd door een voorwoord van Neruda-specialist Darío Oses en een korte maar boeiende inleiding van de Catalaanse letterkundige Pere Gimferrer. Alle gedichten, de meeste aan de lange kant, dragen duidelijk de stilistische en inhoudelijke kenmerken van de maker en zijn qua kwaliteit zeker geen afdankertjes.



Jij en ik zijn de aarde en haar vruchten.
Brood, vuur, bloed en wijn
is de aardse liefde die ons verzengt.




Geschreven in opdracht van NBD/Biblion, november 2015
Uitgeverij Prometheus



www.alberthagenaars.nl




dinsdag 31 mei 2016

LUT DE BLOCK - Een tijdelijk onderdak


Als we de bloemlezing ‘Af & Toe’ (2014) en de twee bundels die Lut de Block in haar hoedanigheid van Plattelandsdichter van Oost-Vlaanderen (2007-2012)schreef buiten beschouwing laten, is ‘Een tijdelijk onderdak’ de eerste belangrijke nieuwe uitgave in zowat tien jaar. Sommige regels werden overigens wel eerder gebundeld.
Haar stijl en thematiek zijn in tussentijd niet noemenswaardig veranderd. Nog steeds vormen de woorden en niet de zinnen de basis van haar werk en weet ze die door waaiers van klankkleur een relevante samenhang te geven. Ook liefde en lust, leven en dood zijn als motieven weer volop aanwezig, liefst alle tegelijk:


Alles slikken we, de kuit van een steur, de kut
van een slak, het geil van een oester en het geel
van een dooier.


Dat levert een aardse en krachtige poëzie op die echter vanwege de cumulatieve beeldspraak en barokke zegging beter over meerdere leesmaaltijden verspreid gesavoureerd kan worden. Dat zal de bestendigheid van De Blocks onvervreemdbare idioom alleen maar versterken.


Je kan niemand vervangen. Je schrijft om de deur op een kier te houden.




Geschreven in opdracht van NBD/Biblion, oktober 2015
Uitgeverij De Arbeiderspers



www.alberthagenaars.nl




zaterdag 19 maart 2016

JAN KLEEFSTRA - Raafverwantschap


Net als bij ‘Melk druppen’ (2014), weet Jan Kleefstra al meteen met een uit twee elementen bestaande titel raadsels op te roepen. Of je wilt of niet, je denkt na over mogelijke verbanden. Dat die allesbehalve causaal of anderszins logisch zijn bewijzen de gedichten. Toch suggereren de woorden en beelden een haast vanzelfsprekende samenhang. Kleefstra laat het verhalende element dus niet los maar roept er een parallelle wereld mee op. De meest eenvoudige uitspraken prikkelen de fantasie. Wat te zeggen bijvoorbeeld van:


Wind waait niet meer als vroeger

ook niet als ze regen draagt

zich langs de paden begeeft
naar het ven van de kleine duiker


In de verte doen dit soort regels denken aan werk van Toon Tellegen en Hans Faverey. Beelden van landschappen en observaties van de elementen verenigen zich tot een zelfstandig universum dat intiem en vertrouwd overkomt maar ook aan alle kanten openheid uitstraalt. Deze bijzondere poëzie is gemakkelijk te lezen maar moeilijk te duiden, al hangt de werking gelukkig niet van het laatste af.

Lucien Tinga maakte de goed passende tekeningen.



Geschreven in opdracht van NBD/Biblion, oktober 2015
Uitgeverij Aspekt



www.alberthagenaars.nl




vrijdag 19 februari 2016

CORINNE POLEIJ - Klapperbomen in de moessonwind


De titel maakt duidelijk dat Corinne Poleij (1969) de lezer meevoert naar tropisch Azië, in dit geval Indonesië, dat in terugblikken ook aan bod komt als Nederlands-Indië.
De teksten doen zich eerder voor als sfeervolle verhaaltjes dan als gedichten. Dat komt vooral door de verteltrant, die van veel liefde voor het onderwerp getuigt. Waar Poleij al beeldspraak gebruikt, dient die bovendien om het bekende te bevestigen en niet om originele, laat staan spannende, verbanden aan te gaan. Het inzetten van handschrift tussendoor lijkt volkomen overbodig. Interessant is het inzetten van woorden als ‘boeboek’ en ‘ngobrol’ die achterin verklaard worden. Andere pagina’s met algemene uitleg zouden niet nodig moeten zijn maar storen niet. Dat doen wel de fouten. Hoewel de schrijfster in allerlei aspecten van het land wil doordringen, blijft zij poëtisch gesproken in de beschrijvende laag steken. Van een eigen zegging, één van de belangrijkste aspecten van poëzie, is vrijwel nergens sprake, terwijl je daar toch echt geen trukendoos voor open hoeft te trekken.
De mooie foto’s zijn ook van Poleij.




Geschreven in opdracht van NBD/Biblion, september 2015
Uitgeverij aquaZZ



www.alberthagenaars.nl




vrijdag 15 januari 2016

HUBERT VAN HERREWEGHEN - De Bulleman & De Vogels


Het zal je maar gegeven zijn: niet alleen 95 worden maar ook nog eens gedichten schrijven die speelser zijn dan het werk van veel collega's van jongere generaties en bovendien tot je beste eigen resultaten behoren. Het is Hubert van Herreweghen (1920, Pamel) gegund. Al op een moment dat de meesten met pensioen gaan, zette hij nog een tandje bij.

Enerzijds loopt zijn taalspel vaak uit in puur experiment, anderzijds wordt hij terecht gezien als een schatbewaarder en doorgever. Ook in deze zevendelige bundel zijn de twee tendensen, die soms aan Gezelles werkwijze doen denken, duidelijk zichtbaar. De inzet bijvoorbeeld van archaïsche woorden zullen op veel lezers, zeker in het noorden van het taalgebied, als neologismen overkomen: bulleman, glariën, hinnebezen, bijzen en hamei. Behalve op talige aspecten richt de dichter zich op de raadsels van het leven: het ongrijpbare geluk dat je toch bijblijft, de natuur, vriendschap en, onvermijdelijk, de dood.

Deze late teksten zijn zo soepel en dartel geschreven, hun inzichten zo origineel weergegeven, dat een bestelling haast een voorrecht is.



Geschreven in opdracht van NBD/Biblion, juni 2015
Uitgeverij P, Leuven


www.alberthagenaars.nl