maandag 27 december 2010

CURAÇAO - Vaar naar de vuurtoren


CURAÇAO

Eilandgevoel, dat is het onbetwiste trefwoord voor deze anthologie met gedichten en volksliederen over álle eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden. Het zijn er 12, verdeeld over het Caribisch gebied en Nederland zelf, waarvan twee met een actueel verse status. Curaçao en Sint-Maarten werden namelijk landen binnen het koninkrijk.
Geholpen door kenners ter plaatse verzamelde Klaas de Groot, die ook het nawoord met verantwoording schreef, een opvallend groot aantal teksten: Ameland (8 stuks), Aruba (12), Bonaire (7), Curaçao (14), Rottum (6), Saba (7), Schiermonnikoog (8), Sint-Eustatius (4), Sint-Maarten (4), Terschelling (11), Texel (11), Vlieland (9). De room op het geheel is een slotdeel (8) dat een algemeen perspectief biedt. Dichters van faam, o.a. Arion, Bernlef en Slauerhoff, staan naast plaatselijke grootheden als Gré Buitenwerf en Cecile Peterson.
Het motto voorin, van Cola Debrot, is zo goed gekozen dat ik het wel moet citeren. De originele tekst luidt: ‘Ami gusta un cos / I abo gusta e mes cos / ma kiko e cost a cu nos gusta / lo keda un secreto entre nos dos’. In de Nederlandse versie van Carel de Haseth komt dat, hoewel hij niet letterlijk vertaalde, niet minder treffend over: ‘Ik houd ergens van / en jij houdt van hetzelfde / maar wat het is waar wij van houden / blijft een geheim tussen jou en mij’.

Curaçao, dat dus qua aantal bijdragen aan kop gaat, krijgt de onverdeelde aandacht van, in alfabetische volgorde: Frank Martinus Arion, Oswin ‘Chin’ Behilia, Oda Blinder, Charles Corsen, Lucille Haseth, Carel de Haseth, Elis Juliana, Antoine A.R. de Kom, Pierre A. Laufer, Boeli van Leeuwen, Walter Palm, Myra Römer, Andries van der Wal en Guillermo E. Rosario. De naam van laatstgenoemde is verbonden aan het volkslied van het eiland, dat door Rose Ellen Evertsz-Jonkhout en Margaret Grace Jonkhout in het Nederlands werd vertaald en hier eveneens afgedrukt. Aan deze van trots en zelfvertrouwen blakende ‘Himno di Korsou’, die inmiddels alleen in het Papiaments gezongen mag worden, werkten opvallend veel personen mee, iets wat in dit boek helaas onduidelijk blijft, waardoor het ten onrechte alleen aan Guillermo Rosario toegeschreven kan worden. De historie in een notendop: de Nederlandse broeder Radulphus schreef al in 1898, ter gelegenheid van de kroning van Wilhelmina, de tekst op het stramien van, godbetert, een Tyrools lied. In de jaren dertig componeerde broeder Candidus Nouwens dan de tegenwoordig gebruikte melodie. In 1978 gaf de regering tenslotte een commissie, bestaande uit Guillermo Rosario, Mae Henriquez, Enrique Muller en Betty Doran, de opdracht de tekst te herzien, opdat die beter paste bij de veranderde politieke en maatschappelijke context. Van deze versie, die een tijdlang voor alle zes de Nederlandse Antillen gold, worden tegenwoordig meestal alleen de eerste, tweede, zevende en achtste strofe gezongen.

De literair beste bijdrage over het eiland is van Boeli van Leeuwen (1922-2007), die als prozaïst een grote hoogte bereikte maar dus ook als dichter weet te imponeren, en dat terwijl hij zich nauwelijks in deze discipline uitte. Van hem is ‘In dit licht’ opgenomen, gekozen uit de gelijknamige publicatie met foto’s van Carlos Tramm (Uitgeverij ICS, 1995). De titel geeft al aan welk aspect van Curaçao centraal staat en dat is niet vreemd gezien de aandacht in zijn werk voor kijken, góed kijken, zién dus, en inzien, doorzien maar ook ontzien:

IN DIT LICHT

Op zulk een schrale harde bodem
ging, op een ezel wiegend,
Jezus aan de mens voorbij.

sindsdien kan niemand
hoog te paard gezeten
over dorre bodem gaan:
geen paard krijgt vleugels in het gruis van deze gronden
geen ruiter stijgt in hoogmoed uit het stof.

verschuilen kan zich niemand onder deze hemel:
een bol en strak gespannen suizelend plafond
gekoepeld om een bronzen ruimte
waarin zonnen exploderen
en ’t gesmolten licht doen spatten in de zee.

in dit licht zijn alle dingen zoals ze zijn
en niet zoals wij ze willen dromen
en wij zijn ook niet meer dan wat wij zijn:
morituri op een eiland in de zee.

dit is geen land van melk en honing
maar van sprinkhaan en profeet
dit is geen land waar gras
het stof der aarde camoufleert
en waar zachte grijze wolken
tussen mensen en vuur geschoven zijn.

wij staan hier naakt op deze rots.


In plaats van een weelderige taal die nogal eens met de tropen geassocieerd wordt, vergast Van Leeuwen de lezer op schraal, hard, profetisch, om niet te zeggen calvinistisch aandoende beelden en beschrijvingen, die indringend genoeg zijn om hun werking niet meer te laten vergeten.
Dat dit maar één perspectief is waarvoor Curaçao zich leent, bewijzen met name Arion, die in ‘Eiland van mijn dromen’ wel een plaats aan nachtelijke voorstellingen en wensen geeft, én aan de lach, en De Kom, in wiens beeldenrijke ‘Blauwbaai’ de branding tevens de grens van leven en dood wordt. Oswin Behilia sluit met de beschrijvende zang van ‘Zikizá’ meer bij de Latijns-Amerikaanse traditie aan en Myra Römer laat Papiaments en Nederlands samenvallen in één gedicht. Hoewel er zeker, zowel inhoudelijk als vormtechnisch, overeenkomsten tussen de bijdragen te ontdekken zijn, is het onderscheidend vermogen van elk groot genoeg om er relevante leeservaringen aan te kunnen koppelen. Daar schuilt de grote verdienste van samensteller Klaas de Groot.

Alle teksten in ‘Vaar naar de vuurtoren’ werden in de originele taal afgedrukt, die in het Fries en Papiaments tevens in vertaling, de Engelse niet. John Jansen van Galen schreef een hoogst vermakelijk voorwoord aan de hand van eigen eilandervaringen en dat blijken er vele te zijn.

Het resultaat is een in alle opzichten afwisselend boek dat velen zal boeien én zelfs de koffers doen pakken!

Recensie: Albert Hagenaars, 26 december 2010.
www.alberthagenaars.nl
Uitgeverij: In de Knipscheer. 2010

zondag 26 december 2010

FRANS BUDÉ - Afrit

Frans Budé (º1945), al zo’n 20 jaar een van onze toonaangevende dichters, acht de tijd rijp om als prozaïst te debuteren. Het is boeiend om te zien dat zijn poëtische pluspunten ook in de novelle ‘Afrit’ volop aan bod komen, zoals: zijn oog voor een rijke detaillering, een prettig leesbaar ritme, de trefzekere beeldspraak en vooral ook het vermogen in enkele woorden sfeer te scheppen. Proza, hoe kort ook, vereist echter nog iets meer, namelijk enkele krachtige lijnen die de compositie schragen, het casco van het boek vormen en juist dat ontbeert nu dit op zich originele verhaal. ‘Afrit’ is naar verhouding teveel een interieur gebleven. Daardoor krijgen ook tempo en spanning niet genoeg kansen. Een ander bezwaar geldt de relatie tussen de beschrijvingen en dialogen; in plaats van elkaar aan te vullen, liggen ze qua stijl teveel in elkaars verlengde. Hopelijk gaat Budé door met proza, hij heeft genoeg in z’n mars, maar hij zou dan meer afstand moeten creëren, zoals een schilder een paar stappen achteruit zet, en vooral krachtiger vormgeven.

Recensie: Albert Hagenaars
www.alberthagenaars.nl
Uitgeverij: Plantage, 2005

vrijdag 17 december 2010

TONY WHEELER - Schurkenstaten

De Britse publicist Tony Wheeler, bekend als oprichter en boegbeeld van de Lonely Planet reisgidsen, vond het tijd voor een reactie op de uitspraken van president Bush jr. over diverse ‘schurkenstaten’. Hij wijdde een boek aan negen ‘evil states’: Afghanistan, Albanië, Cuba, Irak, Iran, Libië, Myanmar, Noord-Korea en Saoedie-Arabië en voegde een zgn. Slechtheidsmeter toe aan zijn artikelen, die alfabetisch per land zijn geordend. Hij gebruikte daarvoor op zich vage en subjectieve criteria 1) Persoonsverheerlijking, 2) Externe bedreiging, 3) Terrorisme en 4) Eigen burgers. Voor een korte beschrijving is de meter echter een aardige toevoeging.
Wheeler werkt met perspectiefwisselingen en geeft veel gedetailleerde indrukken. Zijn stijl is persoonlijk, pregnant, ironisch, beeldend (zonder literair te worden) en hij laat ruimte voor zelfcorrectie. Deze stilistische cocktail werkt verfrissend en zal vooral lezers aanspreken voor wie het nieuws in de media te karig is en een dikke pil te saai!
De ontwikkelingen gaan zo snel dat het boek gauw gedateerd zal zijn maar de komende paar jaar voorziet het zeker in een behoefte.

Recensie: Albert Hagenaars
www.alberthagenaars.nl
Uitgeverij: De Arbeiderspers, 2007.

zaterdag 11 december 2010

ERNST VAN ALPHEN - Schaduw en spel

Aan de omslag zie je het er niet aan af maar deze bundel met 3 essays van literatuurwetenschapper Ernst van Alphen (º1958) is van bijzonder belang. Aan de hand van werken en ideeën van beeldend kunstenaars, auteurs, historici en pedagogen introduceert hij een nieuw perspectief op de Holocaust, niet langer gericht op de herinnering maar op de traumabeleving en vooral niet in de eerste plaats op de slachtoffers maar op de daders. Geen wonder dat enkele artikelen namen hebben als ‘Dodelijke geschiedschrijving’ en ‘Holocaustje spelen’. Eén voorbeeld: Van Alphen haalt een installatie van de Israëlische kunstenaar Roee Rosen aan, 'Live and die as Eva Braun', waarmee die het publiek aanspoort even Hitlers minnares te worden en vanuit háár ervaring op de Nazi-leider te reflecteren. Alleen al door het geciteerde stukje tekst van Rosen, dus zonder het betreffende werk in z’n geheel te zien, krijgt de lezer verwarrende gewaarwordingen. Keer op keer weet Van Alphen op die manier zijn doel te bereiken. Het boek is behalve van citaten ook rijkelijk voorzien van foto’s en stoelt op een notenapparaat en een bibliografie.

Recensie: Albert Hagenaars
www.alberthagenaars.nl
Uitgeverij: NAi, 2004

donderdag 9 december 2010

CLAUDE VAN DE BERGE - White-Out

In de 5e bundel op rij, de laatste van de reeks, projecteert Claude van de Berge (Assenede, º1945) zijn poëtica op de zuivere wereld van IJsland en Groenland, die door passende foto’s van Arlette Walgraeff extra nadruk krijgt. Opnieuw presteert de dichter het de leegte van het hoge noorden te bezielen, betekenisvolle verbindingen tot stand te brengen tussen mens en landschap en dier, vroeger en nu, realiteit en mythe, leven en dood en dit alles zonder overlappingen met de vorige bundels. Er zijn ook weer tal van verwijzingen naar religie, filosofie en antropologie, die met veel raffinement in de tekst verweven zijn. Zegging en zinsbouw, eenvoudig maar nergens simpel, sluiten naadloos aan bij wat ze beschrijven. ‘Ogen. / Poolblind. / In de sterrenscheur.// Ogen, met de stem van scherven. / Een steen is de ziel van een andere steen. // En leven en dood vloeien uit in zijn sprakeloze / mondopening.//Sneeuw, vul ons./ Geef ons een gestalte.’ Dit is een zeldzaam goede bundel, een waardig sluitstuk van Van de Berges queeste van de laatste 10 jaar, een aanrader voor elke poëziecollectie!

Recensie: Albert Hagenaars
www.alberthagenaars.nl
Uitgeverij: P, 2005

HENDRIK DE VRIES - Biografie


De geest van Hendrik de Vries (1896 - 1989), een van de beste en opmerkelijkste dichters van de eerste helft van de 20e eeuw, maar ook schilder en tekenaar, mag zich vergenoegen met deze lijvige biografie door de ervaren Jan van der Vegt, die eerder in leven en werk van Hans Andreus en A. Roland Holst afdaalde. Hoewel hij zich als fan opstelt, blijft hij kritisch genoeg om de onhebbelijkheden en tevens literaire feilen van zijn onderwerp aan de kaak te stellen. Hij doet dat echter steeds op zo’n manier dat ook de lezer begrip krijgt voor de omstandigheden. Hoe verder je in het boek komt, hoe meer je onder de indruk raakt van de vele wetenswaardigheden die Van der Vegt boven water heeft weten te halen. Bovendien is de auteur erin geslaagd het raadselachtige dichterschap van De Vries stevig in te bedden in cultuur en politiek van zijn tijd en biedt hij dus veel kijkjes achter de schermen. Het is een voorbeeldige en soms spannende levensbeschrijving geworden die, zonder goedkoop te worden, door een breed publiek makkelijk gevolgd kan worden. Dit boek is wegens genoemde kwaliteiten een regelrechte aanrader!

Recensie: Albert Hagenaars
www.alberthagenaars.nl
Uitgeverij: Meulenhoff, 2006

maandag 6 december 2010

ROZALIE HIRS - Geluksbrenger

'Geluksbrenger' heet deze vierdelige bundel van Rozalie Hirs (Gouda, 1965) en leesgeluk brengt hij, zeker voor wie graag teksten analyseert. Hirs, die elk onderwerp aankan, verspringt vaak van perspectief en techniek…om toch onmiskenbaar Hirs te blijven! In het openingsgedicht, dat net als de meeste andere teksten een prosodie kent die door associaties wordt opgeschud en vrij is van leestekens, vallen woorden op als: moedermoeder, vadervadermoeder, vadermoedermoeder (voor oma etc.). Achter in het boekje staan gedichten waarvan de typografisch verspringende woordgroepen nog met elkaar in verband gebracht moeten worden. Ook tussen begin en einde is het puzzelen geblazen in deze speelse maar energieke poëzie, die minstens zoveel taalspel als duiding en zin nastreeft. In dat opzicht zal Hirs muzikale opleiding (ze is componist) zeker een rol spelen. Lang niet alle lezers houden ervan hard te moeten aanpakken maar wie de ogen wil strekken zal de gewaarwording ondergaan iets bijzonders mee te maken: “Gelukkige hoedanigheid vanonder de zeespiegel verblijven / of boven de wolken een stoffige veer de vogel vinden alles”.

Recensie: Albert Hagenaars
www.alberthagenaars.nl
Uitgeverij: Querido, 2009

zaterdag 4 december 2010

CEES NOOTEBOOM - Scheepsjournaal



Cees Nooteboom (º1933, Den Haag) beoefent meerdere literaire genres maar munt uit in poëzie en reisverhalen. ‘Scheepsjournaal’ bevat slechts twee gedeelten die een scheepsreis als basis hebben. Samen met vijf andere delen, die de lezer meevoeren naar o.m. India, Mexico, Australië en Indonesië, betreft het deels eerder gepubliceerde verhalen met een hoge densiteit aan informatie. Die strekt zich uit tot beschrijvingen van steden en landschappen; gedachten over de tijd en de dood; confrontaties met oude en nieuwe kunst; citaten van collega’s en vooral historische feiten, die meestal teruggaan op weinig bekende maar daarom niet minder dramatische gebeurtenissen. Het harmonieus samengaan van zoveel aspecten kan volledig op het conto van zijn bindende stijl geschreven worden, die een sterk beroep doet op de zintuiglijke waarneming, vaak zelfs overgaat in poëtisch proza. Dat het resultaat toch helder overkomt is zijn grootste verdienste. ‘Scheepsjournaal’, dat ook foto’s bevat, is o.a. vanwege nogal wat stilistisch zelfplagiaat niet Nootebooms sterkste reisboek maar kan zich nog altijd meten met het beste in het genre.




Recensie: Albert Hagenaars, voor NBD/Biblion.
www.alberthagenaars.nl
Uitgeverij: De Bezige Bij, 2010

HANS VAN DE WAARSENBURG - Waar de wegen waren

Hans van de Waarsenburg (º1943, Helmond), een van de bestendige waarden in onze poëzie, publiceerde al veel bundels. Steeds duidelijker tekenen zich daarin nu globaal drie fases af. In de rebelse aanloopjaren kreeg de taalbehandeling niet altijd evenveel aandacht als de boodschap, wat later gecompenseerd werd door werk dat sterk reflecterend van aard was. ‘Waar de wegen waren’, dat uit 7 korte afdelingen en vormvaste strofen bestaat, onderstreept niet alleen met deze meerduidige titel dat de dichter een nieuwe vitale periode beleeft, waarin vooral plezier aan bod komt. Dat geldt zowel voor de inhoud (het leven moet opwegen tegen de dood, hier aanwezig met diverse in memoriams) als voor de joyeuze en mede daarom ook meeslepende omgang met de taal (representatief is een opdracht aan Seamus Heaney, wiens zegging soms hoorbaar is). Zeker lexicaal kan er gesmuld worden, zonder dat dit aan de onderliggende ideeën en bedoelingen afbreuk doet. Conclusie: rijp werk in een oeuvre dat steeds meer bestudering verdient!

Recensie: Albert Hagenaars
www.alberthagenaars.nl
Uitgeverij: Wereldbibliotheek, 2004

HANS KLOOS - Het zingen van het ijs

De vormgeving van deze bundel van de Amsterdamse dichter Hans Kloos is al even grillig-origineel als de gedichten die ermee verpakt worden. Zo heeft hij een gedicht uiteengetrokken en per regel over meerdere pagina’s gespannen en enkele prozateksten opgenomen, die goed bij de rest passen. Kloos weet je echter alleen al op basis van de inhoud te verrassen. De manier waarop hij met de realiteit omgaat staat haaks op de meeste Nederlandse poëzie met hetzelfde uitgangspunt. Overal staan gedachtesprongen, onverwachte formuleringen en referenties die voor een extra verte zorgen, bijv.: ‘Deze schoenen draagt hij / als hij vanavond gaat dansen / en een vrouw hem vraagt / waar zij hem eerder heeft gezien / zegt hij de chaostheorie, ken je die?’ Door wending op wending te stapelen weet Kloos de werkelijkheid naar zijn hand te zetten en daarmee tegelijk buiten bekende referentiepatronen te houden. Er gebeurt dus opmerkelijk veel in dit dunne boekje maar wat er gebeurt is helaas alleen boeiend voor de ware poëzielezer.

Recensie: Albert Hagenaars
www.alberthagenaars.nl
Uitgeverij: Contact, 2002

vrijdag 3 december 2010

VICTOR VROOMKONING - Ommezien



De groeiende populariteit van de 70 jaar geworden Victor Vroomkoning (Boxtel, º1938) levert dit prestigieuze, in tijd aflopende overzicht van zijn poëzie op, een selectie richting zijn late debuut in 1983, aangevuld door nieuwe gedichten. Zijn thema’s zijn vooral leven en dood, verbonden door verdriet, angst en liefde; liefde die vaak tot lust oplaait maar niet als enige kracht daartoe voert. Hun verpakking is meestens een dagelijkse situatie.
Afhankelijk van de gelaagdheid van zijn teksten weet Vroomkoning meerdere groepen lezers aan zich te binden. Hij is stijlvast, werkend met een combinatie van parlando, trefzeker ingezette archaïsche woorden (zie titel) en uitdrukkingen alsmede ingehouden, heldere beelden, maar wisselt wel net zo gemakkelijk mijmeringen met een glimlach opwekkende wending af door duistere en broeiende regels onder een bedrieglijke laag van vertrouwdheid, die zelfs na vaak herlezen hun duiding niet prijsgeven en dus blijven fascineren. Deze aanvankelijk onopvallende maar sterk doorwerkende onderhuidse golfslag krijgt in dit 500 pagina’s tellende boek de best denkbare ruimte!

Een van de laatste gedichten in het boek, en dus ook een van de oudste, is 'Kelk'. Het geeft overduidelijk aan hoe precieus Vroomkoning woorden kiest en tevens hoe goed hij ze weet te doseren:


KELK

Haar vingers dwalen om de buik
van de bokaal die mondjesmaat
zijn rood boeket aan haar vergeeft.

De vinger die hun ringen draagt
gonst monotoon in kringen rond
het zoomwerk van de kelk
die te zijner ere dienst bewijst
terwijl zij tafelt met zijn schim
achter het onberoerd couvert.



Als dit geen spanning is...





Recensie: Albert Hagenaars, in opdracht van NBD/Biblion.
Foto: Siti Wahyuningsih
Uitgeverij: De Arbeiderspers, 2008.